Titel: “Ode aan de Schepping”

Het scheppingsverhaal uit Genesis 1 klinkt als loflied en belijdenis. Het wil vertellen dat God achter en boven deze wereld staat. God zorgde dat er licht was om te kunnen leven, ruimte om te ademen, een aarde om op te wonen. God nam het op tegen de chaos, tegen het donker. Genesis 1 werd een schitterend loflied op de schepping waar alles in geuren en kleuren wordt beschreven, waarin alles zijn plaats heeft gekregen.

De veelheid aan materialen in dit kunstwerk – steen, keramiek, hout, glas en verf – verwijst naar de diversiteit van de schepping. De basis is een boog, verwijzend naar de regenboog als teken dat God nooit meer een zondvloed zal toestaan. In plaats daarvan wil Hij met mensen een nieuw begin maken. Op de boog zien we links de oerchaos van het begin uitgebeeld in lei- en lavasteen. Lavasteen, uit het diepste van de aarde, verwijst naar de oerchaos van het begin.

De Geest van God zweeft over de wateren. Het woord zweven wordt in de Bijbel in verband gebracht met een arend die zijn jong beschermt en behoedt tegen gevaar.

God maakt op de eerste dag scheiding tussen licht en donker, wanneer God zegt: ‘Er zij licht’ (Genesis 1, NBG). God geeft het duister de naam nacht en het licht de naam dag. Daarmee is de tijd geschapen.

Op de tweede scheppingsdag vindt er opnieuw een scheiding plaats, nu tussen de wateren. De chaos die de mens van bovenaf bedreigt, wordt uitgebannen door het hemelgewelf. Zo komt er ruimte om te ademen.

Op de derde dag maakt God scheiding tussen land en zee. Het land, de aarde, is verbeeld door de aardse materie klei. De scheiding met het water is duidelijk zichtbaar. Er is ruimte gekomen voor het groen met hier en daar vruchtdragend gewas, verbeeld door glas.

De eerste drie scheppingsdagen staan in verband met de vierde, vijfde en zesde scheppingsdag.

Op de eerste dag wordt het licht genoemd, op de vierde dag de zon. De zon is er later dan het licht, om daarmee onderscheid te maken tussen gewone en feestdagen. De zon, maan en de sterren ordenen ons leven in seizoenen, dagen en jaren. Zon, maan en sterren zijn op het kunstwerk verbeeld op het glasraam. Ze staan op het glaspaneel in wisselwerking met het licht van buiten. De dynamiek van het licht spreekt.

Op de tweede dag hoorden we van de hemel en de wateren onder de hemel. Dit staat in verband met de vogels en de vissen op de vijfde dag.

Op de derde dag werd de aarde geschapen, op de zesde de dieren van het land en de mens. Uit de veelheid van de dierenwereld is gekozen om in het kunstwerk dieren uit de omgeving te verbeelden: het hert, het schaap, de eend, de vogels, maar ook dieren van verder weg: de panda en de olifant. Daarnaast bloemen, vlinders en pauwenveren.

Het werk als geheel is asymmetrisch. De mensfiguren hebben een plaats rechts onderin gekregen. Daarmee wordt uitgedrukt dat ze de schepping ontvangen uit Gods hand, en daarmee de belangrijke taak krijgen om als rentmeesters goed om te gaan met de schepping.

In het midden van de boog is een glaspaneel te zien bewerkt met glasapplique, glas op glas verlijmd. Het licht van buiten schijnt er mooi doorheen.